De staat van de straat-Scheepmakershaven
Vierentwintig stuks, in een dubbele rij. Vierentwintig kastanjebomen. Buurvrouw M. heeft ze voor alle zekerheid nog maar eens geteld op haar dagelijkse wandeling langs de kade van de Scheepmakershaven. Knoestige, door het leven getekende bomen. Aan de andere kant van het eiland, langs de Wijnkade, staan er nog zesentwintig, óók in een dubbele rij.
Bomen hebben het niet makkelijk in een grote stad, kastanjebomen al helemaal niet, weet buurvrouw M. Daarom loopt ze er steeds even langs, om te kijken of het goed met ze gaat. In de herfst zijn er de gouden bladeren en de kastanjes, nu in de lente staan de kleverig-bruine knoppen op uitbarsten.
Straks overal de prachtige bloemenkaarsen. Hier en daar steekt een stuk spoorrails uit de grond van de boomspiegels. Dat stamt nog uit de wederopbouwtijd vlak na de oorlog, toen deze hele wijk opnieuw gebouwd werd. Met stukken spoorrails werden de jonge kastanjeboompjes beschermd tegen auto’s en fietsen.
Een paar jaar geleden heeft de gemeente de parkeerplaatsen langs de kades opgeheven en is er een wandelstrook met kinderkopjes aangelegd. Buurvrouw M. vindt het een hele vooruitgang: vooral ’s zomers is het heerlijk wandelen onder de dubbele boomkronen. Rond de kastanjebomen zijn, als bescherming, verhoogde metalen banden gelegd, zodat de stam en de wortels wat ruimte hebben.
Maar het blijft oppassen geblazen: de kastanjes worden soms door een geheimzinnige schimmelziekte aangetast en dan worden ze zonder pardon omgezaagd. Dan komen er sprieterige nieuwe boompjes voor in de plaats, dat wel. Maar geen kastanjes. Een andere bedreiging is die van sommige stedenbouwers.
Die vinden dat losse, alleenstaande kastanjebomen hier niet thuis horen. Een paar jaar terug wilden ze opeens een grote kastanjeboom aan de Scheepmakerskade omzagen. Die hoorde daar niet, vond de gemeente. Dankzij de protesten van buurvrouw M. is de kap toen nèt op tijd tegengehouden – en nu staat de kastanje er nog in al zijn pracht, een groene wildernis op zichzelf.
Denk niet dat buurvrouw M. eenkennig is. Ze houdt van kastanjes, maar ze houdt ook van de iepen die verderop langs de kades staan. Iedere lente vliegen de iepenzaadjes door de lucht, als een wervelende sneeuwstorm. Grote hopen liggen er op de kades, kinderen gooien ze als confetti in de lucht. Buurvrouw M. mag dat ook graag doen, juist als haar buren erover klagen: iepenfeest!
Maar het liefst heeft ze de kastanjes. Elke dag weer. Die wandeling over de kades. Opletten en tellen: vierentwintig, zesentwintig.
(Tekst: Peter Aubert)