Maritiem Museum Rotterdam
Tekst en Foto’s Hugo Bongers
Maritiem Museum Rotterdam vierde onlangs zijn 150-jarig bestaan. Ook al is de haven in die anderhalve eeuw ver naar het westen opgeschoven, de invloed van de zee op ons bestaan is alleen maar groter geworden.
Op 15 februari van dit jaar vierde het Maritiem Museum Rotterdam zijn honderdvijftig jarig bestaan. Precies op die datum anderhalve eeuw eerder kon het publiek voor het eerst de collectie bezoeken. Die collectie was door leden van de Koninklijke Nederlandse Yachtclub bij elkaar was gebracht. De Yachtclub was een initiatief van Prins Hendrik, broer van Koning Willem III.
Prins Hendrik, bijgenaamd ‘de Zeevaarder’, had als marineofficier daadwerkelijk gevaren. De Yachtclub waarvan hij voorzitter was zat in een pand aan de Veerhaven, in het gebouw dat we nu als Wereldmuseum kennen. De collectie die in de decennia daarvoor was verzameld kon tegen betaling van 25 cent worden bewonderd. Overigens voor die tijd een fors bedrag.
De verzameling van het museum bestond oorspronkelijk grotendeels uit scheepsmodellen. Die stonden netjes opgesteld in de modellenkamer van de Yachtclub. Scheepsmodellen zijn tot op de dag van vandaag belangrijk in de museumcollectie; het museum heeft er duizenden. In de loop van die anderhalve eeuw zijn er ook veel andere voorwerpen verzameld, zoals zeekaarten, atlassen, maquettes, scheepsbouwtekeningen, maritiem gereedschap, archieven van rederijen, bijzondere boeken en honderdduizenden foto’s. Sinds een eeuw worden ook schilderijen verzameld, uit de 17e eeuw tot nu.
De museumcollectie is gigantisch groot, het telt meer dan een miljoen voorwerpen. Maar ook groot op een andere manier: het museum begon echte schepen te verzamelen. In 1967 kwam het eerste schip, sleepboot Volharding 1, de collectie binnen. Wie herinnert zich niet het ramtorenschip Buffel in de Leuvehaven, dat het eerste door publiek te bezoeken museumschip werd? Inmiddels heeft het museum een grote buitencollectie in en op de kades van de Leuvehaven. Stadsgraanzuiger 19 en vuurtoren het Lage Licht vallen iedere passant op.
In 1948 verliet het museum de Veerhaven en betrok een nieuw gebouw aan de Rochussenstraat. Daar moest het na enkele decennia weg voor de aanleg van de oost-westlijn van de metro. Op de plaats van het oude museum ligt nu het metrostation Dijkzigt. Het museum verhuisde naar het Churchillplein. In 1986 opende daar het nieuwe museumgebouw naar een ontwerp van architect Wim Quist. Het museumgebouw op die plek bracht een sterke verbinding tot stand tussen het stadscentrum van Rotterdam en een van de oudste havens van onze stad: De Leuvehaven werd in het eerste decennium van de 17e eeuw aangelegd.
Het museumgebouw is nu dus een kleine veertig jaar oud en is aan renovatie toe. Daarvoor worden momenteel plannen uitgewerkt. Er ligt nog geen concreet ontwerp, maar er zijn al wel uitgangspunten geformuleerd. Directeur Bert Boer daarover: “Samen met de gemeente Rotterdam zijn we bezig met een haalbaarheidsstudie over renovatie van het bestaande museumgebouw.
Voorafgaand is er ook onderzocht wat de beste plek voor het museum in de stad zou zijn. Zowel de Rijnhaven als Plein 1940 zijn bekeken maar gelukkig onderschrijven de planologen van de gemeente de waarde van het museum op de huidige plek. Volgende stap is wat doen we met het gebouw?
Ideeën over een totaal nieuw gebouw of erger nog een hoge woontoren met het museum in de onderste laag zijn allemaal de revue gepasseerd en de voorkeur gaat uit naar een renovatie op basis van het bestaande karakteristieke gebouw van Wim Quist. Daarbij is er wel de wens om de uitstraling aan de Churchillpleinzijde te verbeteren.
Ook de verbinding tussen gebouw en plek in de stad en aan de haven moet beter en we kijken naar verduurzaming, een open depot en restauratieateliers en mogelijke toegankelijkheid van het dak en/of het “optoppen” van het gebouw met een extra verdieping. Doelstelling is om eind 2024 een voorstel aan de gemeenteraad te presenteren om daarna door te kunnen gaan naar de ontwerp- en voorbereidingsfase.
Qua planning richten we ons op 2030-2035. Mogelijke start na de oplevering van het nieuwe gezamenlijke Rotterdamse museumdepot Collectie Centrum Rotterdam (CC_R) in Rotterdam Alexander welke nu in 2028 gepland staat.“
Het Maritiem Museum is in de loop van anderhalve eeuw sterk veranderd. Het is al lang geen statische verzameling modellen meer. Het vertelt verhalen over onze omgang met het water. En die verhalen krijgen steeds meer urgentie. Wij leven hier in Rotterdam in een delta en we ervaren de druk van het zeewater uit het westen en rivierwater uit het oosten. De haven met zijn pijlers van ijzererts, petrochemische industrie en containers moet zich gaan aanpassen. Nieuwe ‘circulaire’ industrieën zijn nodig.
Scheepvaart zorgt voor een constante stroom van goederen, rechtstreeks naar uw huiskamer, maar is ook gevoelig voor oorlog en conflict. Als het Suezkanaal niet kan worden gebruikt, door een blokkade of door schietgrage rebellen, dan merken we dat aan de prijzen in de winkels. De zee heeft een steeds grotere invloed op ons bestaan.
Het Maritiem Museum vertelt verhalen, bijvoorbeeld over de scheepsbouw in en rondom Rotterdam. Verhalen over de ontwikkeling van de off shore industrie, een specialisatie van het museum, waarmee we meer duurzame energie produceren. Het museum laat zien dat, ook al is de haven fysiek tientallen kilometers naar het westen opgeschoven, Rotterdam op veel plekken nauw verbonden is met de geschiedenis, maar ook en vooral met de actualiteit van die haven.
Dit klinkt allemaal als serieuze kost. Maar laten we niet vergeten dat het Maritiem Museum ook een gezellig familiemuseum is. Welke kinderen hebben niet in de touwen van Professor Plons gehangen? Het museum maakt een levendige indruk, ook door de vaak speelse vormgeving van de tentoonstellingen. Het is een succesvol museum.
Trok het museum in het eerste volle jaar van zijn bestaan, in 1875, ruim tweeduizend bezoekers, nu zijn het er zo’n tweehonderdduizend per jaar. Niet vreemd dus dat het gebouw na veertig jaar eens stevig moet worden aangepakt.