Staat van de Straat, Boompjes
Tekst Peter Aubert, Foto Joke Mulder
Stukjesschrijver is een groot liefhebber van straatbibliotheken. Die boekenkastjes, klein en groot, langs de straat gezet door mensen die hun overtollige papieren boeken kwijt willen maar het zonde vinden om ze echt weg te gooien. Omdat ze toch, ergens, beseffen dat oude boeken meer zijn dan oud papier. of, misschien, omdat ze hun leeservaring met de wereld willen delen – wie zal het zeggen.
Stukjesschrijver laat zich altijd graag verrassen door de verzameling die je in zo’n kastje aantreft. Het is of een onzichtbare hand al een keuze voor je heeft gemaakt: neem mij, neem mij! Je kunt eens iets meenemen waar je nooit aan had gedacht. Anders dan bij een boekhandel of de echte bibliotheek waar ze ook heel veel hebben maar waar je zelf, van tevoren, al zo’n beetje hebt bedacht wat je hebben wilt.
Goed.
Dat die boeken uit die straat-boekenkastjes al eens door anderen zijn gelezen, spreekt vanzelf. Dat maakt het een beetje extra spannend. Soms staat er een naam in, of een opdracht (‘voor mijn lieve…’). Soms zit er een bladwijzer in of een ezelsoor, dan kun je zien tot waar de vorige lezer is gekomen. Maar het meest intrigeren Stukjesschrijver die boeken waarin de vorige lezer regels heeft onderstreept. Of streepjes in de kantlijn gezet. Of uitroeptekens. Of zelfs kort kommentaar, van goed- of afkeuring.
Zelf doet Stukjesschrijver dat nooit (nou ja, vrijwel nooit). Hij had zich altijd afgevraagd hoe dat ging, tot hij die man zag zitten op het grasveld langs de Boompjes dat uitkijkt op de Maas. Het was een mooie dag, de zon scheen, allerlei volk recreëerde langs het water. Daar zat die al wat oudere man, in de zon, in een korte broek, pet op. De man had geen oog voor het blinkende zonlicht op de rivier, niet voor de zonnende stelletjes om hem heen, niet voor de twee meisjes in bikini die met hun hondje voorbij paradeerden.
Nee, de man zat te lezen. Niet zomaar lezen: boek in de ene hand, potlood in de aanslag in de andere hand. Soms legde hij het boek even neer, keek nadenkend voor zich uit, om er vervolgens met zijn potlood iets in te kriebelen. Fronsend. Misprijzend? Besmuikt probeerde Stukjesschrijver de titel van het boek te ontcijferen zonder dat de man hem zou betrappen.
Zag hij het goed? Ja, hij zag het goed – ‘Overspel en andere dwalingen’ heette het boek. Herkende de man zijn eigen ervaringen in het boek? Wilde hij die later nog eens terugvinden en onderstreepte hij daarom die passages? Was hij het er misschien he-le-maal niet mee eens? Waren zijn eigen ervaringen héél anders dan die van de schrijver?
Hoe dan ook, de man zat driftig te strepen, daar op dat zonnige grasveld aan de Boompjes, en keek niet op of om. Stukjesschrijver hoopte dat hij het boek nog eens in een boekenkastje zou vinden. Kon hij zien welke passages de streepwoede van de man hadden opgewekt.