Zaterdag, 5 oktober 2024
Logo de Stadsruit

Staat van de Straat, Kipstraat

Foto’s Anne-Marie Höppener

Het giet, als het giet is de Kipstraat niet op zijn best.

Stukjesschrijver komt er eigenlijk alleen als het nodig is. Een doorsteek naar zijn apotheek op de Goudsesingel, om zijn pillen en druppels te halen. Of een bezoek aan zijn dokter in de groepspraktijk op de hoek van de Bredestraat. Die ziet hij nu vaker dan vroeger. Vroeger was hij een ‘zorgmijder’, hij vond dat kleine pijntjes en kwaaltjes vanzelf moesten overgaan.

Maar nu gaan de jaren tellen en gaan ze niet meer vanzelf over. Dus gaat hij af en toe naar de huisarts – die het ook niet weet en hem maar weer naar huis stuurt. In het ‘Huis van de Wijk’, ook in die Kipstraat, gaat hij wel elk jaar braaf zijn griepprik halen. Gek, denkt Stukjes-schrijver, dat die straat voor hem nu vooral een medische bijklank heeft.

Nee, dan vroeger. Stukjesschrijver kent de straat nog uit zijn jeugd in de jaren ’60, toen hij er vlakbij woonde, aan de andere kant van de Goudsesingel.

Je had er het Industriegebouw natuurlijk, waar je als schooljongens niet mocht komen en wat juist daarom zo’n grote aantrekkingskracht had. Op de hoek zit al sinds mensenheugenis een handel in Perzische tapijten. Op de andere hoek, waar vroeger nog even een evangelische boekhandel was gevestigd, zit nu architektenbureau MVRDV, bekend van de Markthal en het Boijmans-depot.

Aan de Kipstraat lag in zijn jeugd ooit ook een geheimzinnig Wederopbouw-bouwsel, het ‘Emporium’, een soort zalencentrum.

Stukjesschrijver was er als kleine jongen eens een hele middag in een zaaltje gezet om samen met zijn neefje T en een paar andere kinderen enveloppen te vouwen voor de U.V.V., de Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers, waar zijn Tante B aktief in was. Later kende hij het als een biljartcentrum waar ook hij nog wel eens wat caramboles had gemaakt.

Gesloopt. Nu staat er het nieuwe woongebouw met het Huis van de Wijk eronder. Stukjesschrijver loopt door, het giet nog steeds. Een kat steekt over, niet gehinderd door de nattigheid. Op weg naar de zandbak in het natte speeltuintje van het Achterklooster misschien. Een eenzame dakloze zit er op een nat bankje, zijn schamele bezittingen in een vuilniszak naast zich. Achter hem de verlaten basketbal-kooi.

Op de hoek van de Hoogstraat ligt al jaren het hotel Savoy. Ertegenover lag vroeger een café met een bedenkelijke reputatie, er werd gefluisterd dat de hotelgasten er met dames konden meegaan. Tegenwoordig is het een net eetcafé, ziet Stukjesschrijver, met palm- en olijfbomen op de hoeken van het terras om het allemaal een exotisch tintje te geven. Voorbij de Hoogstraat loopt de Kipstraat omhoog naar het Groenendaal.

Stukjesschrijver hijgt een beetje, jazeker, de jaren gaan tellen. Aan de linkerkant was ooit het Blindeninstituut, waar mensen met een gezichtsbeperking borstels en rieten manden mochten maken bij wijze van arbeidstherapie. Nu zit er het Venduhuis, waar om de zoveel tijd boedels worden geveild. Aan de andere kant is er de stads-parkeergarage ‘Kiphof’ onder woongebouw ‘Het Groenendaalse Anker’. Stukjesschrijver merkt dat hij weer aan het einde van de Kipstraat is gekomen.

Het giet nog steeds, hij is doorweekt. Misschien een koutje opgelopen. Moet-ie van de week weer naar de dokter. In de Kipstraat.

(Peter Aubert)



Gerelateerde artikelen